Historisch verhaal
De gebroeders Janzen
De Gebroeders Janzen, twee 19e eeuwse projectontwikkelaars
De gebroeders Janzen zijn geboren in Lindern (Oldenburg, Duitsland). Joannes Stephanus in 1801, Jannes Eilardus in 1803. Opgeleid in het bouwbedrijf raakten zij – als onderaannemers? – via een Amsterdamse aannemer betrokken bij de bouw van de zo genaamde Franse magazijnen op de rijkswerf Willemsoord. Wanneer in 1829 in café De Rode Leeuw in de Artilleriestraat (Oud Den Helder) de aanbesteding plaatsvindt van de gemeenteschool no. 4 aan de Hoofdgracht, zijn de gebroeders Janzen de laagste inschrijvers. Voor de som van f. 8460.- krijgen zij de opdracht. De jongste van de twee gebroeders, Johannes Eilard, in de wandeling Janbaas genoemd, trouwt nog datzelfde jaar met de uit Minden (Duitsland) afkomstige Clara Louise Meyer. Op de nog braakliggende grond aan de Hoofdgracht, waar de gebroeders een loods hadden staan ten behoeve van de bouw van de school, bouwden zij vervolgens hun woningen. Voor hun zwagers Herman Käter en Johan Antonius Meyer bouwden zij eveneens aan de Hoofdgracht bedrijfspanden. Eerstgenoemde zwager vestigde daar een schoenmakerij voor de vervaardiging van schoenen en zeelaarzen, laatstgenoemde opende een stoffenhandel annex kleermakerij voor uniformen. Joannes Stephanus, door het personeel Chrisbaas genoemd, trouwde in 1833 met Dorothea Walraven, dochter van Bernhard Walraven, handelaar in wijnen en gedistilleerd te Medemblik. Voor bakker Arie Spigt, getrouwd met Anna Walraven, bouwden de gebroeders Janzen eveneens een woon-winkelhuis en bakkerij aan de Hoofdgracht. Kortom, in de bebouwing van de Hoofdgracht, Weststraat en Zuidstraat hadden de aannemers Janzen een werkzaam aandeel. Maar daar niet alleen. Ook langs het
Grafsteen van Dorothea Janzen-Walraven Grafsteen van Joannes Stephanus Janzen
Helders Kanaal heeft deze aannemersfirma het nodige gebouwd. Zo vond in september 1839 de openbare aanbesteding plaats van de Petrus en Pauluskerk aan de Kerkgracht, maar de pastorie werd ‘onderhands’ aanbesteed en opgedragen aan de (rooms-katholieke) gebroeders Janzen (1840). Buiten de stad waren de heren aannemers vervolgens betrokken bij de bouw van hotel ‘Veerburg’ in de zojuist drooggelegde Anna Paulownapolder (1845/46) en de bedijking van de Waard- en Groetpolder (1844). Toen bij deze bedijking ‘arbeidsonrust’ ontstond vanwege de slechte betaling, kostte het weinig moeite de rust te herstellen door het zenden van een tweetal kanonneerboten (11 mei 1844) vanuit Nieuwediep (!). Ook voerden zij restauratiewerken uit (1852/53) aan Fort Kijkduin. Hoe groot de invloed van deze aannemers inmiddels was geworden blijkt onder meer uit het feit dat de heren in 1850 zitting kregen in de commissie tot opheffing van ‘het onvrij territoir.’ Dit uit de Franse tijd afkomstige statuut verbood het lossen en laden van zeeschepen in de Helderse haven. Ondanks heftige tegenwerking van Amsterdam slaagde de commissie er tenslotte in dit verbod op te heffen (1851). Vanaf dit moment ging Den Helder een bloeiperiode tegemoet. En tijdens deze bloeiperiode zat de oudste Janzen een kwart eeuw in de gemeenteraad (1852-1877). In deze bloeiperiode verdubbelde zich het inwonertal van tien- naar twintigduizend. Een verdubbeling veroorzaakt door een geboorteoverschot, maar meer nog door een vestigingsoverschot. En al die mensen wilden wonen. Woningen die de gebroeders Janzen maar al te graag bouwden. Zij bouwden in ‘Nieuwstad’, de latere Pilo (Visbuurt) en in het zogenaamde Janzen-kwartier (Janzenstraat en omgeving).
Den Helder 1830 Den Helder 1865
Aan de rand van de toenmalige stadswijk ‘Nieuwstad’ bouwden zij een houtzaagmolen aan de Ruyghweg/Fabrieksgracht (later houthandel Nico Vinken & Co.). Ook de Evangelisch-Lutherse kerk (Achtkantenkerkje) aan de Westgracht is door hen gebouwd (1854). Een pand dat grote bekendheid kreeg in dit stadsdeel was de rooms-katholieke school voor kleuter- en lager onderwijs aan de Jonkerstraat (1866). In 1875 stelde de weduwe van Jannes Eilardus grond en geld beschikbaar voor een naast de school te bouwen r.k. weeshuis. Het gebouw werd naar de milde schenkster Clara Louise Janzen-Meyer, het Louise-gesticht genoemd. School en weeshuis werden geleid door zusters Dominicanessen. Deze ‘nonnen’ woonden boven de school in de Jonkerstraat. Toen het weeshuis werd opgeheven,
Houtzaagmolen ‘De Goede Verwachting’ aan de fabrieksgracht, gebouwd in 1824, afgebrand in 1897
gingen de zusters Dominicanessen zich toeleggen op de ziekenzorg (Lidwinaziekenhuis 1927). Wanneer we onder projectontwikkeling de exploitatie van bouwgrond en bouwprojecten op grote schaal verstaan, is het werkelijk niet overdreven de gebroeders Janzen projectontwikkelaars te noemen. Na het overlijden van J.S. Janzen, op 14 maart 1890, biedt zijn schoonzuster, de weduwe van zijn reeds in 1866 overleden broer J.E. Janzen, namens de familie in ’t Vliegend Blaadje zo’n vijftig (!) bouwpercelen te koop aan. In het bijna hagiografische verhaal van de rooms-katholieke amateur-historicus M.M.J. Hoogenbosch over de gebroeders Janzen wordt vermeld dat zij in grote mate tot bloei der gemeente Den Helder hebben bijgedragen. Dat zal ongetwijfeld zo zijn. Maar wie het verhaal getiteld ‘Van aannemers en molenaars’ in het blad ‘Levend Verleden’ (1989/1990) van de Helderse Historische Vereniging leest, kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de gebroeders toch vooral goed aan zichzelf hebben gedacht.
Dorothea Janzen en Johannes Stephanus Janzen 1801-1890
Dit verhaal komt uit het boekje: Bijzondere zerken. De tekst is geplaatst met de originele opmaak en met de originele foto’s uit het boekje. De boekjes zijn gepubliceerd in de periode van 2001 t/m 2006.