Verhalen
Algemene
begraafplaats

Historisch verhaal

Jacob Coltof

Jacob Joseph Coltof, geboren in 1855 in Hoogezand, was een gerespecteerd besnijder en gewaardeerd lid van de Joodse gemeenschap in Den Helder. Naast zijn rol als besnijder was hij voorzitter van de Israëlitische Gemeente en het begrafenisgenootschap Gemiloeth Chassadiem. Zijn toewijding aan rituele besnijdenissen, evenals zijn rollen als koster en rituele slachter, maakten hem geëerd onder zijn medemensen. Hij werd beschouwd als iemand die eerlijk en rechtschapen te werk ging. Bij zijn overlijden op 20 december 1926 toonde de Joodse gemeenschap dan ook grote belangstelling, met tien volgauto’s die nodig waren om de vele belangstellenden te vervoeren. Op zijn grafsteen werden de instrumenten van een besnijder gebeiteld. Jack Ambriola vertelt.

Jacob Coltof: stenen met interessante afbeeldingen en symbolen

Instrumenten

Interessant zijn de afbeeldingen op de stenen van Levi van Gelder, Jacob Prins, Jacob Coltof en Meïr van Tijn. Zij waren ‘wezenlijk’ besnijder zoals uit de vertaling van een der teksten valt te lezen. We zien hier afgebeeld de instrumenten die gebruikt werden bij de rituele besnijdenis (de Briet Mila) van pasgeboren Joodse jongetjes en wel op de achtste dag na hun geboorte.

‘Ieder jongsken, als het acht dagen oud is, zult gij besnijden’ (Genesis 17 : 12).

Het zou een door God (Jahweh) voorgeschreven teken zijn dat men is opgenomen in het verbond dat God sloot met Abraham. Opdat hij een nageslacht zou krijgen dat het door God uitverkoren volk zou zijn. Van al de geboden in het Jodendom wordt de Briet Mila (letterlijk: Verbond van Besnijdenis) waarschijnlijk het meest algemeen nageleefd. Het is het eerste gebod, specifiek voor Joden.
 
Volgens de Joodse wet worden onbesneden mannen gedeeltelijk buiten het Jodendom gesloten. Genesis 17 : 14: ‘En als een jongsken niet besneden wordt aan de voorhuid, zal zijn ziel uitgeroeid worden uit zijn volk, omdat hij mijn verbond heeft nagelaten’. Deze spirituele ‘uitroeiing’ wordt ‘kareet’ genoemd.
 
De Brit Mila (besnijdenis) werd verricht door een deskundige, de ‘moheel’. Voor zover mij bekend, waren Van Gelder, Prins, Coltof en van Tijn geen medici. Dat was destijds ook geen vereiste. Ze moeten wel bevoegd geweest zijn op grond van theoretische bekwaamheden en praktische ervaring. In een moheelboekje hielden de besnijders de besnijdenissen bij en in het moheelkistje werden de besnijdenisinstrumenten bewaard.
 
De plechtigheid werd besloten met een lofzang over de met wijn gevulde besnijdenisbeker, waarbij de hoop werd uitgesproken dat de jongen voorspoedig zou opgroeien.
 
Op de steen van Levi van Gelder, geboren te Muiden op 23 augustus 1797, zoon van Mozes Abraham van Gelder en Engeltje Franken, eerst echtgenoot van Matje Salomon Abrahamson en daarna van Sophia Aron Salomons zijn onder andere te onderscheiden: een flesje wijn, een mesje, een klem en een pipet.
 
De vertaling van de Hebreeuwse tekst op de steen van Van Gelder luidt:
‘Een Godvrezend mens, bescheiden in de omgang.Vol van barmhartigheid, de behoeftigen ondersteunend, Zo is hij die hier voor u ligt als de wijze Jehoeda. De wijze Jood, Lev, zoon van de geëerde Moshe Abraham van Gelder.
Zijn moeders naam was Feigele (Engeltje Franken). Hij was voorzitter, officieel besnijder (moheel), alsmede hoofd van de heilige Chewra Talmoed Tora (Joodse studie en school) in de heilige gemeente Den Helder. God riep hem tot zich op Sabbath-avond 26 Teweth (24 januari). Hij werd begraven op maandag 28 Teweth 5633 (1873).
Moge zijn ziel gebundeld worden in de bundel van het eeuwige leven’.

De instrumenten van een besnijder op de steen voor Jacob Joseph Coltof.

Van Jacob Prins, geboren te Den Helder op 16 januari 1845, zoon van Nathan Joseph Prins (koopman) en Vrouwtje van der Ster en echtgenoot van Sophia Speijer, wordt volgens de Hebreeuwse tekst verteld dat hij ‘een voornaam man was. Een wezenlijk besnijder, zoon van de geëerde Natan Prins. Zijn moeders naam was Fradche (ook als Fradke voorkomend). Hij vertrok naar de eeuwigheid op de heilige sabbath 6 Kislev 5673’ (16 november 1912). Jacob Colthof, geboren te Hoogezand op 24 januari 1855, zoon van Salomon Coltof en Leentje Simons en echtgenoot van Matje (Meta) Sekkel, waarmee hij op 8 mei 1878 in Hoogezand trouwde, was niet alleen besnijder, maar ook voorzitter van de Israëlitische Gemeente en voorzitter van het begrafenisgenootschap Gemiloeth Chassadiem. Een geëerd en gezien man in de ogen van al zijn medemensen, rechtvaardig en geschapen in zijn daden. Hij vestigde zich omstreeks 1879 in Den Helder en diende de Joodse gemeente niet alleen als moheel, maar was ook koster en ritueel slachter. Hij overleed op 20 december 1926.

De Heldersche Courant van 21 december 1926 meldt hierover onder andere het volgende: ‘Van de zijde der Joodse gemeenschap was de belangstelling vanzelfsprekend groot, daar de Joodse ritus meebrengt dat ieder lid der gemeente zoveel mogelijk mede de laatste eer moet bewijzen. Niet minder dan tien volgauto’s waren nodig om de belangstellenden te vervoeren’. En verder: ‘Een der sprekers, de heer de Wolf uit Alkmaar prees de grote Joodse wetskennis van de overledene en zijn jarenlange arbeid als moheel, een taak die hij met grote toewijding, eerlijk en rechtschapen verrichtte’.

 

Het besnijdeniskistje met de bijbehorende instrumenten. (Joods Historisch Museum)

Weliswaar zijn de besnijdenisinstrumenten op de steen van Meijer (Meïr) van Tijn, geboren te Naarden op 14 september 1816, zoon van Joseph David van Tijn en Beletje Meijer de Jongh en echtgenoot van Jacomina van Tijn, (waarmee hij op 3 juni 1850 te Beverwijk huwde) niet meer zo duidelijk te onderscheiden, maar dat hij zijn werk als moheel naar behoren verrichtte, moge blijken uit hetgeen we lezen in de Hebreeuwse tekst op zijn steen:

‘Je rust in eer met ziel en geest. Tevens zal je lichaam een verblijf hebben en je ziel zal rusten. Omdat je naar behoren slachtte en voorhuid sneed. De verhevenheid van God was in je keel en om hem te dienen zong je’.

Waarschijnlijk was Van Tijn ook voorzanger (gazzan).

‘Hier is geborgen een belangrijk man en een getrouw besnijder ten behoeve van het

Heilige Verbond, de geëerde heer, de rabbijn Meïr van Tijn, zoon van de geëerde Joseph van Tijn. De naam van zijn moeder was Beile. Hij ging in goede naam naar zijn Eeuwige Wereld bij het aanbreken van de vooravond van de Heilige Sabbath 24 Kislev 5630’ (29 november 1887).

Vinden er in Nederland thans nog besnijdenissen van Joodse babyjongetjes plaats? Uit een artikel in NRC Handelsblad van vrijdag 12 juli 2012 blijkt dat er in ons land nog steeds Joodse jongetjes besneden worden.

Vader Herman (54) en zoon Sruri (26) Loonstein zijn de enige nog werkzame besnijders in Nederland, of ‘circumsisiologen’, zoals ze zichzelf liever noemen. Zo’n vijftig tot honderd babyjongens per jaar gaan er bij hen “onder het mes (sic)”. Na de behandeling reiken zij aan de ouders een besnijdeniscertificaat uit. ‘Joodse ouders die hun zoon niet laten besnijden handelen in strijd met hun belang’, zo citeert vader Loonstein de Britse professor Michael Freeman, expert op het gebied van kinderrechten.
 
De Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Geneeskunde (KNMG) is tegen de rituele besnijdenis, maar wil geen verbod. Anders gaat de ingreep ondergronds. De artsenorganisatie vindt jongensbesnijdenis medisch zinloos en acht het een schending van de integriteit van het lichaam.
 
Vader en zoon Loonstein denken daar uiteraard anders over, zij zien de besnijdenis als het belangrijkste Joodse ritueel, belangrijker dan kosjer eten of het respecteren van de sabbat.
 
Saillant detail: vader Loonstein heeft een aantal doosjes, waarin de opgedroogde voorhuidjes zitten van zo’n 1500 (!) Joodse jongetjes die hij in de loop van 28 jaar heeft besneden.

Dit verhaal van Jacob Colthof komt uit het boekje: De Joodse begraafplaats. De tekst is geplaatst met de originele opmaak en met de originele foto’s uit het boekje. De boekjes zijn gepubliceerd in de periode van 2001 t/m 2006.

 

Uitleg route

Locatie

Bekijk hier de locatie van dit grafteken op de kaart. 

Bekijk ook andere verhalen uit dit thema

Het graf van David Grunwald (1787 - 1867) eert een opmerkelijke man die vanuit Rusland naar Den Helder vluchtte. Geboren in 1787 te Nieschwitz (Rusland) vestigde hij zich rond 1825 in Oldenzaal. In 1829 trouwde
Het graf van Mozes Philip Polak (1842 - 1924) op de Joodse begraafplaats herdenkt een markante persoonlijkheid die bekendheid vergaarde als directeur-eigenaar van schouwburg Casino in Den Helder. Zijn naam is onlosmakelijk verbonden met muziek,
De Joodse begraafplaats wordt gesierd door een bijzondere grafsteen met de afbeelding van twee zegenende handen, een teken van het priesterschap. Dit is de steen van Abraham Philip Cohen, een priester van de Kohien, vermoedelijk