Verhalen
Algemene
begraafplaats

Historisch verhaal

Louis Boas

Louis Boas, een kapitein der infanterie, wordt herinnerd bij de oudste grafsteen (1827) van de Joodse begraafplaats in Huisduinen. Hij overleed op 30-jarige leeftijd aan verwondingen opgelopen bij de schipbreuk van ‘Zijner Majesteits Wassenaar’ in 1827. Het schip strandde na het uitvaren op 12 januari van dat jaar door harde westenwinden. Ondanks reddingspogingen en het redden van veel opvarenden, overleed Louis Boas aan zijn verwondingen op 26 januari 1827. Zijn leven wordt herdacht bij dit grafteken dat stamt uit de begintijd van de begraafplaats. De reden dat veel van de andere graftekens uit die tijd verloren zijn gegaan is dat zij vaak van hout gemaakt werden. Dat maakt deze steen extra bijzonder.

Louis Boas

De oudste steen op de Joodse begraafplaats te Huisduinen is die voor Louis (Lev) Boas, kapitein der infanterie en stamt uit 1827. Boas, geboren te Amsterdam, overleed dertig jaar oud aan zijn verwondingen opgelopen bij het verongelukken van ‘Zijner Majesteits Wassenaar’ voor de kust bij Egmond aan Zee in 1827. 

 

De Hebreeuwse tekst op de monumentale grafsteen luidt: 

‘De jongeman Lev, zoon van de voorzitter en secretaris, de geëerde Zalig Boas. 

Hij overleed op vrijdag 27 Teweth en werd begraven op de 29e Teweth 5587’. 

 

De Nederlandse tekst: 

‘De weledelg heer Louis Boas, kapitein bij de infanterie, overleden aan wonden, bekomen bij het verongelukken van Zijner Majesteits schip de Wassenaar den 27 Tebet Ao Mi 5587’. 

  


De oudste steen stamt uit 1827 en is voor Louis Boas, kapitein der infanterie. Een van de weinige stenen waarop de doodsoorzaak van de overledene is aangegeven. 


Louis Boas was de zoon van Samuel Boas, procureur bij de ‘Regtbank van eersten aanleg te Amsterdam en wijle Reina Peters zijnde de overledene ongehuwd, Kapitein van de zesde afdeling, behoord hebbende tot de Expeditie naar de Oost Indien, op Z.M. schip Wassenaar”. 

 

Wat is er met ‘Zijner Majesteits Wassenaar’ gebeurd? 

 

Op vrijdag 12 januari 1827 verlaten ‘Zr. Ms. Wassenaar’ en ‘Zr. Ms. Waterloo’ met oostelijke wind de rede van Texel. Beide schepen zijn in haast uitgerust om militairen te vervoeren naar Java om te strijden tegen Dipo Negoro, de Javaanse prins die van 1825 tot 1830 een massale opstand tegen het Nederlands Indische gezag leidde. 

Het linieschip Zr. Ms. Wassenaar nog vol getuigd. Olieverf op paneel, G.J. Heymel 1837. 

 

Het linieschip Zr. Ms. Wassenaar gestrand. Olieverf op paneel. Beide schilderstukken gemaakt door G.J. Heymel (1837) in opdracht van de Amsterdamse waterschipper Johannes Adolfse, die als bemanningslid van de Wassenaar de stranding had meegemaakt. (In bruikleen bij het Reddingmuseum, met toestemming van C.F. Adolfse) 

 

Een dag na het vertrek draait de wind naar het westen en neemt in kracht toe. De verstaging (touwwerk dat de masten naar voren en naar achteren steunt) en het want van de ‘Wassenaar’ blijken niet bestand tegen de harde wind, met als gevolg dat de grote mast overboord valt. In zijn val sleept hij de kruissteng en de voormast-ra mee. De fokkemast en de boegspriet zijn evenmin tegen het geweld bestand. Tenslotte breekt ook de bezaansmast. Het danig ontredderde schip slingert vervaarlijk. Kapitein ter Zee L.L. Spengler laat de ankers vallen, maar de ankertrossen breken en het schip drijft reddeloos rond in volle zee.

 

 

De steen voor Mattje Salomon Abrahamson, overleden 21 maart 1844. 

  

Op dinsdag 16 januari loopt de ‘Wassenaar’ vast op een bank, zeven kilometer ten noorden van Egmond aan Zee. Zware branding teistert het schip en de romp slaat lek. Kanonschoten worden gelost en de inwoners van Egmond komen in actie. De reddingboot kan door de branding het wrak van de ‘Wassenaar’ echter niet bereiken. Luitenant ter Zee Johan Willem Muntz tracht met een barkas een lijn over te brengen, maar de barkas loopt vast. De reddingboot weet veel opvarenden van de barkas te redden, maar Muntz verdrinkt. 

  

Diverse vissersschepen weten in totaal 250 opvarenden van de ‘Wassenaar’ te redden, waaronder vele gewonden. Louis Boas is er daar een van, hij overlijdt op 26 januari aan zijn verwondingen volgens de acte van overlijden van 27 januari 1827. 

 

Verdwenen stenen 

 

Rens Schendelaar meldt in een artikel in ‘Levend Verleden’ jaargang 9 nr. 2 1996: Als in diezelfde tijd (dus rond 1827 en later) een kerkbestuur of diaconie de begrafeniskosten voor de armen op zich nam, werd dit vermeld op de overlijdensakte. De ambtenaar van de burgerlijke stand maakte dan een aantekening in de kantlijn. Bij de aantekening “Israëlitische gemeente” betekende dit dat dit kerkbestuur garant stond voor de kosten van de begrafenis. Dat gold in 1827 onder andere voor Levie Hartog Polak, zoon van koopman Hartog Polak en Judikje de Beer, overleden 21 oktober 1827, oud twee dagen. En op 22 december 1829 voor Marianna Philip de Beer. Zij overleed op 12 december 1829, ruim drie jaar oud en was de dochter van koopman Philip Salomon de Beer en Saartje Mozes Polak. Grafstenen van beiden vinden we niet meer op de begraafplaats, vermoedelijk waren die van hout en zijn ze verloren gegaan. Geen stenen, maar wel begraven in de begintijd van de begraafplaats.  

Dit verhaal komt uit het boekje: De Joodse begraafplaats van Jack Ambriola. De tekst is geplaatst met de originele opmaak en met de originele foto’s uit het boekje. De boekjes zijn gepubliceerd in de periode van 2001 t/m 2006.

 

Uitleg route

Locatie

Bekijk hier de locatie van dit grafteken. 

Bekijk ook andere verhalen uit dit thema

Wanneer je langs de bijzondere graven op de Joodse begraafplaats wandelt, stuit je op het metaheerhuis, ook bekend als 'Beth Tohora'. Dit huis dient voor het ritueel reinigen van de doden, bekend als de tahara,
Op de Joodse begraafplaats in Huisduinen vinden we geen aparte sectie voor kindergraven zoals tegenwoordig gebruikelijk is. In plaats daarvan rusten overleden Joodse kinderen op verschillende plekken op de begraafplaats. Op hun vaak kleine stenen
Het graf van David Grunwald (1787 - 1867) eert een opmerkelijke man die vanuit Rusland naar Den Helder vluchtte. Geboren in 1787 te Nieschwitz (Rusland) vestigde hij zich rond 1825 in Oldenzaal. In 1829 trouwde