Verhalen
Algemene
begraafplaats

Historisch verhaal

Marytie Muller

Hoewel er veel echtgenotes van bekende achtiende eeuwse mensen op de begraafplaats liggen, speelden deze vrouwen in het openbare leven nauwelijks een rol. Dit was anders voor Marytie Muller. Als echtgenote van Jan Harge, een invloedrijke persoon in de lokale politiek en waterstaat, speelde ze een actieve rol in het publieke leven. Toen haar man onrechtmatig gevangen werd gehouden, durfde Marytie naar voren te treden en richtte ze zich in februari 1742 tot de Staten van Holland om zijn zaak aan te kaarten. Haar moed leidde ertoe dat Jan Harge uiteindelijk werd vrijgesproken en zijn onschuld werd erkend. Na haar overlijden in 1762 werd ze begraven op de begraafplaats van Huisduinen, waar haar grafsteen nog altijd herinnert aan haar moed en vastberadenheid.

Marytie Muller (1703-1762): de huisvrouw van Jan Harge

Hier leyt begraven/ Marytie Muller/ Huysvrouw van Jan Harge/ in Den Heeren/gerust op den 23 Ianuary/ 1762/ Out Synde/ 58 Iare /3 Maande/ en/ 23 Dagen (Museumpad) 

 

Er liggen veel echtgenotes van bekende figuren uit de achttiende-eeuwse samenleving van Huisduinen/Den Helder begraven op de begraafplaats van Huisduinen. De meeste van deze vrouwen speelden, althans in het openbare leven, zelf nauwelijks een rol. Maar Marytie Muller, wier man meer dan een jaar onterecht in de ondergrondse 

arrestanlenbergplaats van haar geboortedorp Callantsoog gevangen gehouden werd, 

trad toen dat nodig was wel degelijk in de openbaarheid. 

In februari 1742 richtte zij zich zelfs tot de Staten van Holland ‘meteen bitter beklag 

over de behandeling haren man aangedaan en het verzoek zijne zaak verder door den 

Hooge Raad te doen berechten’. 

 

Afbeelding met begraafplaats, graf, tekst, Stele Automatisch gegenereerde beschrijving 

De grafsteen van Marytie Muller 1703-1762), de huisvrouw van Jan Harge 

 

Dit rekest had tot gevolg dat Jan Harge, die al vanaf 6 december 1740 gevangen gehouden werd in een kuil in de grond meteen luik als deksel, op 7 oktober 1742 in het diepste geheim naar Den Haag gebracht werd, waar hij in de ‘Voorpoort’ werd opgesloten. Het vonnis dat het Hof een hal fjaar later, op 5 april 1743, velde was voor de aanklager vernietigend. 

 

Jan Harge werd vrijgesproken en tegen zijn aanklager werd een vervolging ingesteld. Maar, zoals zo vaak, de hoofdpersoon mr. Jacob Coren van der Mieden, door zijn huwelijk met Suzanne Doublet voor één vierde Heer der heerlijkheid Callantsoog, was inmiddels ‘uitgeweken’. Alleen de ‘kleine jongens’, waaronder Theunis Muller, een oom van Marytie, werden gearresteerd en veroordeeld. 

 

 

Handtekening van Jan Harge onder een brief aan Gecommitteerde Raden van 19 september 1751 

 

Schoolmeester 

 

Marytie Muller was op 7 oktober 1703 te Callantsoog geboren als dochter van Pieter Willemsz. Muller en Elisabeth Wonder (Lysbet Jans). Op 10juni 1725 trouwde ze met de schoolmeester Jan Harge, die op 5 augustus 1703 geboren was als zoon van de Huisduiner schoolmeester Willem Dirksz. van Hargen en Maartje Aarjensdr. Vader uit Groote Keeten. 

 

Marytjes vader, Pieter Muller, die behalve baljuw, schout, dijkgraaf, secretaris, rentmeester van Callantsoog óók’ opsiender van ‘sLands Werken’ op Texel, Vlieland en Terschelling (sedert 1707) en Den Helder (sedert 1727) was, deed in 1726 vrijwillig afstand van zijn baantjes als schout, dijkgraaf, secretaris en rentmeester ten behoeve van zijn schoonzoon Jan Harge. Al gauw assisteerde Jan Harge zijn schoonvader bij de waterstaatswerken op Vlieland en Terschelling. Na overlijden van Pieter Muller in juni 1735 werd zijn zoon Jan Wonder Muller opziener in Den Helder/Huisduinen, Hendrik Luytsz. kreeg Texel en Jan Harge Eierland, Vlieland, Terschelling. Jan Harge werd bovendien nog baljuw en houtvester van Callantsoog als opvolger van zijn schoonvader.  

 

 

Zegel van Jan Harge op een brief aan Gecommitteerde Raden van 5 oktober 1754 

 

Het is duidelijk dat Marytjes man in tien jaar tijds héél wat macht in handen gekregen had. Te veel, naarde mening van een deel van de familie, met name van Marytjes oom Theunis Muller. Te veel ook naarde mening van de Alkmaarse burgemeesterszoon en baljuw van de Nieuwburg of Nijenburg bij Alkmaar, mr. Jacob Coren van der Mieden. 

 

Van der Mieden was een ongemakkelijk heerschap, die het vaak met een van de dorpsregenten in zijn baljuwschap aan de stok had en daardoor na de dood van zijn vader in 1739 gepasseerd werd als lid van de Alkmaarse vroedschap. Misschien moest hij zijn agressie daarover op de ‘astrante’ Jan Harge afreageren? 

 

De spanningen in familie Muller, waar Marytje en haar gezin de dupe van werden, waren al jaren aanwezig. Theunis Muller was een halfbroer van Pieter Muller en bovendien véél jonger. In feite was hij nauwelijks ouder dan Marytje en haar man. Theunis Muller was van mening dat diverse baantjes van zijn broer Pieter. Hém toekwamen en niet diens schoonzoon Jan Harge. De kinderen van Pieter daarentegen waren van mening dat de oude moeder van Theunis, de tweede vrouw van Pieters vader, Theunis bevooroordeelde. Zij wilden dan ook dat de nog aanwezige roerende goederen in haar woning, onder hen allen gelijkelijk werden verdeeld. Daar voelde Theunis weer niets voor en zo waren de spanningen tenslotte hoog opgelopen. Omdat in het kleine zeedorp de meesten wel op een of andere manier familie van elkaar waren, bemoeide ook iedereen zich ermee. 

 

Zoals zo vaak kwamen de spanningen tot ontlading tijdens de kermis, en wel op 3 februari 1740. In de herberg van Theunis werd gedanst onder begeleiding van een vedelaar (vioolspeler), zonder dat daartoe vergunning gevraagd was. Toen de schout, Jan Harge, de herberg betrad, wilde Theunis Muller ‘het schuim op de mond en lippen als een rasende hond’ hem dal beletten ener ontstond een enorme vechtpartij. Niet lang hierna, besloot Jan Harge als baljuw/schout/houtvester te bedanken, maar hij bleef secretaris/rentmeesteren de spanningen verminderden niet. Integendeel, met name de op het secretarisambt beluste Theunis Muller, daarin gesteund door mr. Jacob Coren van der Mieden. wilde graag dat Harge en de zijnen helemaal verdwenen.  

 

Lachende tronie 

 

Een aanleiding was snel gevonden. Harge zou nalatig zijn bij de aflossing van leenschuld aan de armenadministratie. Hij werd in mei 1740 ‘ten rechtdage gedagvaard’, maar weigerde te verschijnen. Besloten werd de goederen ten huize van Harge te inventariseren. Toen de nieuwbenoemde schout Maarten Mooy, twee schepenen en de gerechtsbode bij Hargc’s huis kwamen -…’ soo was secretaris Harge na(ar) hel seggen van de vrouw naar de Keeten, en na(ar) het seggen van de zoon na(ar) Den Helder… de vrouw (Marytje) verklaarde dat sy geen goederen hadden … en voegde daarbij met een lachende tronie: wij hebben geen goed, maar wel een partij kinderen en die kunt ge krijgen …’ 

 

Men besloot vervolgens Harge te arresteren maar hij was niet thuis. Na lang zoeken vond men hem eindelijk in een bosje achter het huis .. ‘In een verborgen hol, met bladen en boomen bedekt’. Harge werd naar het ‘reghthuys’ gebracht. Daar zei hij dat de procedures onwettig waren, maar koos tenslotte eieren voor zijn geld, liet een zwager geld halen (f 618,-) en betaalde. 

 

Vervolgens wilde hij echter niet weggaan zonder ‘schriftelijke acte van ontslagh’ uit deze rechtsvervolging. Dat weigerde de schout en zo bleef Harge terwijl iedereen naar huis ging ‘s nachts in het rechthuis en hield zich daarop ‘met zingen, met jenever drinken, dan met eeten en dan weder met slapen, wordende in deze vrijwillighe ballinghschap bij beurt wisseling door syn vrouw, swagersgeselschap gehouden.., terwijl hij in alles de contenance houdt als een mensch wiens molentje door den wind geloopen is. Veele menschen uit de Zijp, van de Helder en Petten koomen uyt nieuwsgierigheyt in ‘t Ooch…” aldus Jacob Coren van der Mieden. Pas na een paar dagen is Harge op ‘Sondaghmorgen onder de predicalie met bed en bulster van het reghthuys afgetrocken en in sijn woninge wedergekeert‘. 

 

Arrestatie 

 

Van der Mieden slaagt erin Harge óók te ontslaan als secretaris en rentmeester, maar is daarmee nog niet tevreden. Als Harge zich in de trekschuit naar Hoorn, bij de Zes Wielen (Alkmaar Noord) binnen het rechtsgebied van Van der Mieden bevindt, wordt hij op 6 december 1740 gearresteerd op beschuldiging van vexatie (afpersing) en ‘in boeien geklonken op een onmenselijke wijze behandeld, opgesloten in een donker hok …’ 

 

‘Zoveel schelmstukken had hij bedreven’ slaat in de formele aanklacht, ‘dat het getal daarvan ontelbaar geworden soude sijn’. Een aanklacht, die later onjuist zou blijken. Intussen was Marytje in november al ‘uyt hetOogh naarde Keeten’ vertrokken naar het vroegere huis van Jans grootvader, AarjenComelisz. Vader. Terwijl Marytje ‘in haaer uyterste smetteen droefheijt’ zich tot de Staten van Holland richt, is Van der Mieden erop uit het boerderijtje aan de Groote Keeten in zijn bezitte krijgen. Er wordt beslag op have en goed van Harge gelegd ‘omme zijn criminele kosten te konnen verhalen’! Van der Mieden slaagt er tenslotte in om, via een stroman, ‘het huys op het Buytenvelder mits gaders eenige landen van den gedetineerde’ in eigendom te krijgen. 

 

Wandbord 

 

Wellicht uit dankbaarheid over het welslagen van deze onderneming schonk Van der Mieden het fraaie wandbord ‘CallantsOogh tolden Leeser’.dat zich nog altijd in de kerk bevindt. Het is niet onwaarschijnlijk dat juist deze handelswijze van Van der Mieden, zijn medeheren van de heerlijkheid Callantsoog, toch aan het denken zette. De afloop is bekend: Jan Harge werd tenslotte door het Hof in Den Haag onschuldig verklaard, vrijgesproken en schadeloos gesteld. Vastgesteld werd dat Van der Mieden zich aan machtsmisbruik had schuldig gemaakt. Hij bleek ongrijpbaar, maar zijn goederen werden verbeurd verklaard. Maarten Mooy was inmiddels overleden (september 1742),Theunis Muller werd levenslang verbannen. 

 

Na de gunstige uitslag hervatte Harge zijn werk als opziener. In 1746 inspecteerde, rapporteerde en karteerde hij te samen met zijn zwager Jan Wonder Muller en Matthijs den Berger de toestand van het Marsdiep. In 1751 vestigde het gezin Harge zich in Den Helder, waar Jan in 1757 en Marytje in 1762 overleed. Beiden werden op de begraafplaats van Huisduinen begraven, maar alleen de grafsteen van Marytje is nog aanwezig. Ook de grafstenen van hun dochters Elizabeth (1729-1779) en Catrina (1739-1794) bevinden zich er nog. De graven van hun zoons Pieter en Willem zijn, evenals die van hun vader, onvindbaar. 

 

Hier Leydt Begraven/ Eliesabeth Harge/ Huysvrouw Van/ Ian Ionker/Is In Den Heeren/Gerust Op Den/ Primo November/ 1779 Oudt Zijnde 50 Jaar 4 Maanden/21 Dagen(Museumpad) 

 

Catrina Hargen/ Huysvrouw/ Van Ian Iongkees/Overleden/ Den 13 april 1794/Oud zijnde 54 lare/ 3 Maante/ 14 Dagen/ en op den/ 17 April Hier/Begraven(A-k-ó) 

 

Catrina Jansdr. Harge huwde op 30 mei 1773 met kaagschipper Cornelis Koopman (zie no. 16) en na diens overlijden in 1779 hertrouwde zij in 1786 met de weduwnaar Jan Jongkees. 

Dit verhaal van Marytie Muller komt uit het boekje: Oorkonden in steen. De tekst is geplaatst met de originele opmaak en met de originele foto’s uit het boekje. De boekjes zijn gepubliceerd in de periode van 2001 t/m 2006.

Uitleg route

Locatie

Bekijk hier de locatie van dit grafteken in Google Maps.

Bekijk ook andere verhalen uit dit thema

Roelof Robijn (1727-1781) was een vooraanstaande figuur in de maritieme geschiedenis van Den Helder en Huisduinen. Als commandeur der Oostindische Compagnie (VOC) op de rede van Texel hield hij toezicht op het laden en lossen
De grafsteen van Dooitse Eelkes Hinxt, kaptein op zee bij de Bataafse Republiek, is bijzonder opvallend om verschillende redenen, zoals de vorm en gravering. Maar behalve zijn unieke grafzerk zijn er nog vele andere bijzondere
Cornelis van Herwerden (1765-1817) was een prominente figuur in Den Helder tijdens de Franse overheersing. Als baljuw/schout, dijkgraaf van de polder Huisduinen, en notaris bekleedde hij belangrijke functies in de lokale samenleving. Maar ook nadat