Verhalen
Algemene
begraafplaats

Wethouder A.G.A. Verstegen

A.G.A. Verstegen

Het monument voor A.G.A. Verstegen is het grootste monument in het Springerplantsoen op de begraafplaats. Het kan goed dat wanneer je het ziet, het je gelijk doet denken aan het Helden der Zee monument op het Helders Plein. Hoe dat komt? Beiden zijn ontworpen door de bekende architect P.L. Kramer. De Helderse courant van 1 mei 1937 schreef over dit bijzondere monument “Het gedenkteeken is geworden een massale zuil van baksteen, hetzelfde materiaal dus, waaruit het Helden der Zee-monument vervaardigd is. Aan weerszijden van genoemde zuil ziet men een tweetal ‘armpjes’ en het geheel is geworden een getuigenis van de grote ontvankelijkheid van Verstegen, een sprekende symboliek van zijn menschenliefde.” Jack Ambriola vertelt.

Gedenkteken Hr. MS ‘Willem van Ewijck’

Willem van Ewijck

Hare Majesteit Willem van Ewijck was een mijnenveger schip dat tijdens het opruimen van de mijnen zelf op een mijn voer en zonk. Bij de ontploffing werd een sloep met een deel van de bemanning aan boord weggeslingerd. Gelukkig kwam de sloep weer goed op het water terecht en raakte de bemanning niet gewond. Een ander deel van de opvarenden van de mijnenveger werd gered. De 30 mannen die niet gered werden, worden hier herdacht. Hoewel ze geen heldendaden hebben verricht, hebben ze toch hun leven gegeven voor het Nederlandse volk. Maarten Noot vertelt.

Grafmonument Frans Naerebout

Grafmonument Frans Naerebout

Het grafmonument van de ‘Frans Naerebout’ eert de bemanningsleden van Hr.Ms.mijnenveger die op 2 mei 1918 op een mijn liep en zonk. Negen van de opvarenden werden gered, tien verloren hun leven bij dit tragische incident. Op de rechthoekige stenenplaat staan de namen van zes van hen. Daarom wordt aangenomen dat alleen deze zes daadwerkelijk hier begraven liggen. Haaks op de plaat met namen staat een grote langwerpige steen met het embleem van de marine en ter weerszijde daarvan de jaartallen 1914- 1919. Erboven staat de eenvoudige tekst: ‘Voor hen die vielen’. Maarten Noot vertelt.

Marinemonument van de Adder

Marinemonument van de Adder

Het marinemonument van de ‘Adder’ herinnert aan een tragisch hoofdstuk in de Nederlandse maritieme geschiedenis. Op 5 juli 1882, slechts één mijl ten westnoordwesten van de vuurtoren van Scheveningen, zonk de ‘Adder’, een zwaar gepantserde rammonitor, met haar volledige bemanning van 65 personen. Het schip, dat eigenlijk bedoeld was voor de bescherming van riviermondingen, was onderweg van IJmuiden naar Hellevoetsluis toen de ramp plaatsvond. Pas op 8 juli, drie dagen na de ramp, begon men door het aanspoelen van wrakstukken en lijken te beseffen dat er iets mis was. De exacte oorzaken van de ondergang zijn nooit volledig opgehelderd. Het monument herinnert aan de 28 bemanningsleden die begraven liggen op de Algemene Begraafplaats, waar ze met volledige militaire eer ter aarde werden besteld. Jaarlijkse herdenkingen werden gehouden bij het monument, totdat deze in 1922 werden vervangen door ceremonies bij het Marinemonument op het Havenplein. Maarten Noot vertelt.

Marinemonument van Gobius en zijn manschappen

Marinemonument van Gobius en zijn manschappen

Het Marinemonument van Gobius en zijn manschappen staat als een eerbetoon aan de nagedachtenis van luitenant ter zee 1e klasse Gobius en zijn zes mede-manschappen, die op tragische wijze omkwamen door het springen van een kanon tijdens een oefening op 25 juli 1859. Dit bronzen gedenkteken, opgericht door zijn ‘vrienden en wapenbroeders’, herinnert aan de noodlottige gebeurtenis die diepe indruk maakte op de gemeenschap van Den Helder. Het monument, met de namen van de slachtoffers gegraveerd, herdenkt de offers die zij brachten in de dienst van hun land. Een zeer kenmerkend monument op deze begraafplaats. Maarten Noot vertelt.

Jacob Coltof

Jacob Colthof

Jacob Joseph Coltof, geboren in 1855 in Hoogezand, was een gerespecteerd besnijder en gewaardeerd lid van de Joodse gemeenschap in Den Helder. Naast zijn rol als besnijder was hij voorzitter van de Israëlitische Gemeente en het begrafenisgenootschap Gemiloeth Chassadiem. Zijn toewijding aan rituele besnijdenissen, evenals zijn rollen als koster en rituele slachter, maakten hem geëerd onder zijn medemensen. Hij werd beschouwd als iemand die eerlijk en rechtschapen te werk ging. Bij zijn overlijden op 20 december 1926 toonde de Joodse gemeenschap dan ook grote belangstelling, met tien volgauto’s die nodig waren om de vele belangstellenden te vervoeren. Op zijn grafsteen werden de instrumenten van een besnijder gebeiteld. Jack Ambriola vertelt.

Abraham Cohen

Abraham Cohen

De Joodse begraafplaats wordt gesierd door een bijzondere grafsteen met de afbeelding van twee zegenende handen, een teken van het priesterschap. Dit is de steen van Abraham Philip Cohen, een priester van de Kohien, vermoedelijk afstammend van Aäron, de broer van Mozes. Cohen, geboren in Amsterdam op 11 februari 1844, was een gerespecteerde figuur in de Joodse gemeenschap. Abraham Philip Cohen overleed aan het begin van de 20e eeuw, maar zijn naam is een typisch Joodse naam die tijdens en na de tweede wereldoorlog erg opviel. Dit leidde ertoe dat veel mensen met de naam hun naam veranderden. In 2011 schreven Daniël en Mischa Cohen hierover het boek “Mijn naam is Cohen”. Jack Ambriola vertelt.

David Grunwald

David Grunwald

Het graf van David Grunwald (1787 – 1867) eert een opmerkelijke man die vanuit Rusland naar Den Helder vluchtte. Geboren in 1787 te Nieschwitz (Rusland) vestigde hij zich rond 1825 in Oldenzaal. In 1829 trouwde David in Osnabrugge met Clara Daniel Cohen en verhuisde later naar Den Helder. David beoefende verschillende beroepen, waaronder koopman, onderwijzer in de Hebreeuwse taal, godsdienstleraar en boekbinder. Zijn betrokkenheid bij de Joodse gemeenschap was aanzienlijk, wat resulteerde in de toekenning van de ‘chower’-titel voor buitengewone verdiensten aan het Joodse geestelijk leven. De Hebreeuwse inscriptie op zijn graf getuigt van zijn toewijding aan het geloof, de Torah en zijn rol als bestuurder en gemeenteleider. David’s nalatenschap strekte zich uit over zijn kinderen, waaronder Izak en Moses Aron, die belangrijke bijdragen leverden aan zowel de Joodse gemeenschap als het zakelijke leven in Den Helder. Jack Ambriola vertelt.

Mozes Polak

Mozes Polak

Het graf van Mozes Philip Polak (1842 – 1924) op de Joodse begraafplaats herdenkt een markante persoonlijkheid die bekendheid vergaarde als directeur-eigenaar van schouwburg Casino in Den Helder. Zijn naam is onlosmakelijk verbonden met muziek, dans, en het artistieke pad dat de familie Polak vanaf de jaren 60 van de 19e eeuw betrad. Polak, tevens een getalenteerd musicus en kapelmeester, speelde een belangrijke rol in het culturele leven van de stad. Hij was dertig jaar lang secretaris van de Israëlitische Gemeente en meer dan veertig jaar secretaris van het Israëlitisch Begrafenisgenootschap. Zijn grafsteen getuigt van een beminnelijk man die Den Helder op 15 Sjewat 5684 verloor, en zijn nalatenschap strekt zich uit over vele facetten van het lokale culturele en religieuze leven. Jack Ambriola vertelt.

Het Metaheerhuis

Metaheerhuis

Wanneer je langs de bijzondere graven op de Joodse begraafplaats wandelt, stuit je op het metaheerhuis, ook bekend als ‘Beth Tohora’. Dit huis dient voor het ritueel reinigen van de doden, bekend als de tahara, uitgevoerd door leden van de Joodse begrafenisonderneming. Het metaheerhuis werd in 1936 gebouwd ter vervanging van een ouder gebouw. Een leuk weetje is dat het metaheerhuis een rol speelde in de roman ‘Om het oude geloof’ van Levy Grunwald. In 2005 werd aan de achterzijde van het metaheerhuis een gedenksteen onthuld ter herinnering aan de Joodse stadsgenoten die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn weggevoerd en vermoord. Hierbij wordt herdenken benadrukt als een belangrijke stap om te voorkomen dat de geschiedenis zich herhaalt. Jack Ambriola vertelt.